In of uit de krabbenmand?
Via Anja Berkelaar maakte ik kennis met de ‘token theory’ van Rosabeth Moss Kanter, die inhoudt dat als een organisatie voor meer dan zeventig procent uit mannen bestaat, de vrouwen die er werken meer gezien worden als stereotiepe vrouw dan als individu. Ook leerden we via haar over het ‘krabbenmandeffect’: vrouwen helpen andere vrouwen niet omhoog, maar trekken de succesvollen onder hen juist weer naar beneden. Die colleges volgde ik in 1988 – hoeveel is er in de tussentijd veranderd, vraag ik haar nu?
“De ’token theory’ gaat nog steeds op,” zegt Berkelaar. “Dat gaat gewoon over aantallen. Pas als je meer dan dertig procent van een groep uitmaakt, wordt jouw gedrag niet meer toegeschreven aan je ‘vrouw’ zijn, of aan je ‘zwart’, of ‘moslim’ zijn. Rondom het huidige islamdebat zie ik dat terug: het is emancipatiegedrag, van meerderheden en minderheden. Dat was het briljante inzicht van Ross Kanter, in haar boek ‘Men and Women of the Corporation’: je kenmerk wordt je hoofdeigenschap. In mijn studietijd heb ik dat ook ervaren: na mijn studie psychologie, met zo’n tachtig procent vrouwen, deed ik bedrijfskunde in Delft, waar meer dan tachtig procent man was. Plotseling dééd het ertoe dat ik vrouw was. Dat was mijn first feminist moment.”
Het maaiveld is erger voor vrouwen
De krabbenmand bestaat ook nog steeds, zegt ze. “Pittig gedefinieerd zegt die theorie dat vrouwen elkaar het licht in de ogen niet gunnen. En ook dat kom je nog steeds tegen. Vrouwen laten elkaar niet uit de mand omhoog klimmen, laten elkaar geen leider worden. Dat zijn groepsprocessen. Mannen kennen de pikorde, vrouwen hebben de krabbenmand.”
In Nederland wordt het sowieso niet erg gewaardeerd als je je hoofd boven het maaiveld uitsteekt, en voor vrouwen is dat nog eens extra lastig. Hoe komt dat toch? Berkelaar: “Dat heeft alles te maken met projectie en overdracht, en met wat we OMA noemen: overtuigingen, meningen en aannames. Wat ik aanneem over anderen, kleurt mijn blik. Als jij aanneemt dat vrouwen bepaalde dingen niet kunnen, of als jij van vrouwen bepaald ‘typisch vrouwelijk’ gedrag verwacht, kleurt dat jouw blik. We kijken anders naar vrouwen, we verwachten ander gedrag van ze. Sylvia Borren, van Oxfam Novib, schetst het beeld van de almachtige vader, aan de top van de organisatie. En ieder kind heeft van huis uit meegekregen dat je vecht om de aandacht van je vader. Het organisatiespel is dus gebaseerd op de gunsten van de vader. Maar nu begint dat te veranderen. Nu wordt de positie van de almachtige vader, ook ingevuld door een vrouw. Dat verandert het hele register! Want zij is dan zowel almachtige vader, als almachtige moeder. En naar moeders kijken wij anders dan naar vaders. Dat maakt het ingewikkeld, want dan willen we van de moeder bevestiging van het kleine kind in ons.”
Succesvolle vrouwen worden anders bejegend dan succesvolle mannen, zegt Berkelaar. We hebben ook weinig voorbeelden – er is maar één Neelie Kroes. “Zij heeft ontzettend veel bereikt. Maar pas als we een vrouwelijke ministerpresident hebben, zijn we er, in de beeldvorming.”
Ik vraag me dat wel eens af. Is een vrouwelijke minister-president, of een ‘kroonprinses’ in politiek of bedrijfsleven, wel een rolmodel voor de Nederlandse vrouw? Of staat dat zo ver van haar af, dat zij zich daarmee niet kan identificeren? Met Lof zoeken we altijd naar echte rolmodellen; maar het is lastig die te vinden. “Ze zijn er zeker – er zijn de lijsten met vijftig machtigste vrouwen van Nederland, degenen die commissariaten hebben en zo. Ze zijn er wel, maar je moet het weten. En je moet het zien.”
Uit de passage “Moeders hebben stenen vleugels” in “Vanuit je hart naar succes” (p. 29-31)